Title Image

Taal: doen! voor het jonge kind

Jonge kinderen zijn enorm geboeid door taal. Eerst door geluiden, ze herkennen je stem al voordat ze geboren zijn. Hoe geboeid kunnen ze kijken naar jouw mond, een aantal weken na hun geboorte. Die geluiden, klanken worden woorden, zinnen, verhalen. Nog weer later gaan ze begrijpen wat al die klanken betekenen. Er gaat een nieuwe wereld voor ze open. Een bal kun je niet alleen zien, bal kun je zeggen. Zo is de bal die er niet is, er toch. In je hoofd.

 

Na luisteren komt spreken. En na schrijven komt lezen. Daarmee volgt ieder kind de natuurwetten. Met Taal: doen! voor het jonge kind nodigen we kinderen in de onderbouw en de start van de middenbouw uit om actief en met plezier met taal aan het werk te gaan.

“Als de belangstelling er eenmaal is, als het besef dat ‘elke klank kan worden aangeduid met een letter’ in verband gebracht kan worden met de innerlijke taalschat van het kind, dan ontstaat een spontane actie dat het leren van de schrijftaal inzet en bevordert.

 

Maria Montessori, De Methode, de Ontdekking van het Kind.

Waarom?

We geloven erin dat jonge kinderen op een natuurlijke en vanzelfsprekende wijze toegang hebben tot taal. We sluiten aan bij hun ‘woordgevoeligheid’ en ‘taalhonger’. Wil je plezier zien tijdens het werken met letters, woorden en zinnen? Dan bied je kinderen een voorbereide omgeving waarin je hen inspireert om in vrijheid te genieten van taal. En onderzoekend bezig te kunnen zijn met taal. Zo maken kinderen zich de taaldoelen eigen, breiden ze hun woordenschat uit en worden ze uitgenodigd om te leren lezen zonder dat we hen dit specifiek moeten ‘aanleren’.

Hoe?

Kinderen kunnen zelfstandig aan de slag, met al hun zintuigen. Zowel in het eigen lokaal als daarbuiten. Ze werken alleen, in tweetallen of in klein groepjes. Ze worden uitgedaagd om te ontdekken, onderzoeken en creatief bezig te zijn met taal.

 

De leerkracht geeft de kinderen de ruimte om zelfstandig en in vrijheid te kiezen en ondersteunt het natuurlijke ontwikkelingsproces van het kind. De leerkracht geeft, daar waar nodig, kort een lesje om het kind te inspireren. Daarna gaat het kind zelf verder. De leerkracht sluit aan bij de individuele ontwikkeling van de verschillende kinderen in de groep.

Handleiding Taal: doen! voor het jonge kind

Wat?

We bieden een schat aan aantrekkelijke materialen waarmee kinderen zelfstandig kunnen werken met zowel letters, woorden, zinnen als taal. Opgeborgen in een verrijdbaar opbergsysteem. En gepresenteerd in een open kast. Een kast met vier planken gevuld met 12 dienbladen. Op elke plank staat een gebied centraal:

  • Taal
  • Zin
  • Woord
  • Letter

Daarbij is taal het begin- en het eindpunt. Naast fonemisch bewustzijn liggen hier ook liedjes en versjes.

 

We bieden leerkrachten een schat aan ideeën in boekvorm waarmee ze de kinderen in dit natuurlijke proces kunnen ondersteunen. De ontwikkelingslijn van het kind staat centraal en is leidend. De lijn van de leerkracht is ondersteunend.

De jonge kinderen manifesteerden een bijzondere ‘woordgevoeligheid’, bijna ‘hongerig’ voor het instinctief opnemen van de taal.”

 

Maria Montessori, De Methode, de Ontdekking van het Kind.

Vraag en antwoord

Heb je vragen over het materiaal van Taal: doen! voor het jonge kind? De antwoorden op veelgestelde vragen vind je hieronder!

 

Als je geen antwoord kunt vinden op je vraag, neem dan contact met ons op via info@taal-doen.nl

Wat zijn de afmetingen van de kast voor in het lokaal?

De kast is 85 cm hoog, 30 cm diep en 1 m breed.

Hoe vul je de kast voor de kinderen?

Op de onderste plank plaats je de dienbladen met de hoge rand, dit is de plek voor de werkjes letter. Op de plank daarboven komen de werkjes woord. Op de plank daarboven de werkjes zin. Op de bovenste plank plaats je de werkjes taal.

Hoe selecteer ik de werkjes voor de kinderen?

Er zijn twee criteria op basis waarvan je de werkjes selecteert. Het eerste en belangrijkste criterium is je kosmische onderwerp. Wat staat centraal in jullie groep, waar praten jullie over, waar werken jullie over? Is dat bijvoorbeeld gezondheid, dan selectere je werkjes rondom het onderwerp gezondheid.
Het tweede criterium is de taalinhoud. Wat staat er bij taal in je periodeplan? Zijn dat bijvoorbeeld haal- en doewoorden? Dan kies je werkjes bij die taalinhoud.

Ik zie druk- en schrijfletters, klopt dat?

We hebben ervoor gekozen de werkjes die horen bij de kern letter in schrijf- en drukvorm aan te leveren. Jij kiest welke vorm je gebruikt. Enkele werkjes uit de kern woord hebben we in allebei de vormen geleverd. Daarna gaan we over op alleen drukletters. Zodra het kind werkje met de werkjes uit de kern woord gaan we ervan uit dat het kind leest. Als je leest zie je om je heen overal (vormen van) drukletters.

Adviseren jullie schrijf- of drukletters als kinderen leren schrijven?

Als kinderen gaan schrijven stimuleren schrijfletters het meest de soepele pols. En die soepele bewegingen stimuleren de hersenactiviteit zodat de vorm van de letters goed opgeslagen kan worden. Door het maken en het zien van (minimaal) afwijkende lettervormen worden letters daarna goed herkend.

Welke onderwerpen zijn uitgewerkt in woord en beeld?

  • Lichaam
  • Gezondheid
  • Verzorging
  • Familie
  • Slapen
  • Kleding
  • Emoties
  • Woning
  • Inrichting
  • Gereedschap
  • Vervoer
  • Keuken
  • Fruit
  • Groente
  • Dag en nacht
  • Herfst
  • Winter
  • Lente
  • Zomer
  • Rituelen

Hoe weet ik welk werkjes bij welke taalinhoud horen?

Als je ons materiaal geleverd krijgt, krijg je per mail een overzicht van alle aanbiedingen uit de leerkrachtboekjes en de werkjes uit de kast.

Hoe ziet het opbergsysteem eruit?

Het opbergsysteem bestaat uit enkele bakken die je op elkaar kunt plaatsen. Je krijgt er twee deksels bij en een tray met wielen.

Hoe pak ik het opbergsysteem in?

Wat is het verschil tussen de enveloppen woordlijst 1 en 2 en de envelop woordtol?

In de envelop woordtol zitten belangrijke stroken. Op deze stroken staan 6 woorden waarvan telkens een letter veranderd, de woorden dwingen de kinderen heel precies te kijken, te verklanken en daarna te begrijpen wat ze lezen. Deze zogenaamde connectrijtjes zijn essentieel bij aanvang van het lezen en oefenen de nauwkeurigheid.

In envelop woordlijst 1 zitten stroken met woorden bij alle letters van het alfabet. In envelop woordlijst 2 zitten stroken met woorden bij alle dubbel- en tweeklanken. De stroken uit deze enveloppen zijn bedoeld om vloeiend te gaan lezen en als overgang naar teksten. Vloeiend lezen oefen je het best door het lezen van zinnen en teksten. Gebruik deze stroken ook om de woorden na te laten leggen met de letterdoos of te laten stempelen. Plaats de strook een eindje van het schrijfwerk vandaan, zodat er gelopen en onthouden moet worden.

Er is iets misgegaan met de codering van deze kaarten. Tip: kijk naar de voorkant en niet naar de codering, je ziet direct in welke envelop de stroken thuishoren.

Welke werkjes horen er in de lege doosjes?

De woorden uit woord 102 tot en met woord 108 kun je in een doosje stoppen. Je varieert de inhoud van de doosjes. De werkjes taal 3, 28, 49, 50 en 54 horen in een vast doosje.

Kan ik ook andere deksels gebruiken voor de houten doosjes?

Jazeker kan dat. Alle kaarten passen in de houten doosjes. Zo kun je dus bijvoorbeeld kiezen voor de kaart met de afbeelding en de druk- en schrijfletter als deksel. Je stopt dan woordkaartjes in het doosjes. Je bent heel flexibel.

Wij gebruiken de klankgebaren. Kunnen we dat blijven doen?

Jazeker kunnen jullie de klankgebaren blijven gebruiken. Jonge kinderen leren door hun zintuigen te gebruiken. Naast het voelen van de schuurpapieren letters, het horen van de klanken zijn de gebaren een mooie aanvulling.

Waar vind ik de zogenaamde connectrijtjes in de kast?

Deze rijtjes woorden zitten in envelop woordtol. Gebruik de woordtol erbij zodat kinderen gevarieerd kunnen oefenen. Lees de woorden zittend, lopend, fluisterend, zingend of…

Hoe combineer ik de lege doosjes en woord 102 tot en met 108?

Deze doosjes bieden woorden rondom eenzelfde klankgroep of categorie aan. In de doosjes stop je de inhoud van een envelop. Alle mkm woorden bijvoorbeeld in het doosje met de deksel vos. Je kunt ook alle ie-woorden in een doosje stoppen en als deksel de letterkaart ie gebruiken. Wissel de inhoud regelmatig.

De familiewoorden (woord 42 t/m 81) zijn juist geordend rondom een onderwerp. Dat stimuleert het lezen zoveel meer, zeker als je de doosjes koppelt aan je kosmische onderwerp.